De altviool en keuze van de maat

Altviolen bestaan er in vele soorten en maten. Vaak wordt de maat aangeduid met de lengte van de klankkast. De lengte van de klankkast bepaald namelijk in grote mate hoe ver je je linkerarm moet strekken en daarmee of de alt comfortabel te bespelen is. In onderstaande maattabel zie je de relatie tussen de armlengte en de lengte van de klankkast. Je kunt dit gebruiken als indicatie. Maar er spelen meer dingen een rol.  

Maattabel Altviool (armlengte is de afstand tussen schouder en pols)

Lengte van de hals 

De lengte van de klankkast en hals bepalen samen hoe ver je de linkerhand moet strekken. Omdat altviolen, in tegenstelling tot violen, niet een standaard verhouding hebben tussen de lengte van de hals en klankkast is ook de hals belangrijk.  Vioolbouwers maken de hals van een altviool soms wat kleiner om wel de grote klank(kast) te behouden zonder dat de linkerarm te ver moet worden gestrekt. Er is echter wel een grens. Door een kleine hals wordt de spanning op de snaren kleiner wat uiteindelijk ten koste gaat van de klank.

3 dingen waar je op moet letten

Snaarlengte

Naast de lengte van klankkast en hals is ook de snaarlengte van invloed. Niet zozeer voor het strekken van de linkerarm, maar wel voor de hand en de afstand tussen de vingers op de toets. Bij een grote snaarlengte is de afstand tussen de vingers groter. Voor altviolisten met kleine handen kan het daarom comfortabel zijn een altviool te bespelen waarbij de kam relatief hoog op het instrument ‘zit’ (de kam meer gepositioneerd naar de krulzijde van het blad). De snaarlengte tussen de kam en de krul is dan relatief klein. De positie van de kam varieert bij altviolen waarbij te grote afwijkingen van het gemiddelde ten koste gaat van de klank. In de regel is de verhouding tussen de mensuur (afstand tussen de kam en de bovenrand van het blad) en de lengte van de hals 3:2. Identiek als bij de viool.

Problemen bij een te grote altviool

Voordeel van een grote altviool is dat deze een grotere, vollere toon heeft in de lage registers. Kies je echter een te grote altviool dan kan dit tot problemen leiden. Hoe verder je strekt hoe meer kracht op je bovenarm. Ook de belasting van rug en schouder neemt toe. Daarbij komt dat je minder speelruimte hebt om je elleboog naar binnen te draaien. De beweeglijkheid van je vingers neemt hierdoor af. Dit merk je vooral bij het spelen met de vierde vinger. Deze kan dan alleen gestrekt op de C-snaar worden gezet. Ook zullen vibrato en snelle passages lastiger gaan. Vroeger was de altviool nog geen solo instrument en de muziek voor alt minder veeleisend. De alten waren toen relatief groot. Nu wordt ook meer naar speelgemak gekeken.


Tot slot

Wees er dus bewust van dat 2 altviolen met een zelfde lengte van de klankkast heel verschillend kunnen aanvoelen en spelen. Probeer daarom de altviool altijd eerst uit en ga niet enkel af op de maat.